Iedereen die iets van klassieke muziek weet heeft weleens van een tenor gehoord. Het best bekend zijn wel “de drie tenoren”: Placido Domingo, José Carreras en Luciano Pavarotti; drie mannen die met groot volume erg hoog kunnen zingen, en dat ook uitbundig doen. Maar wat is nu precies een tenor, en is dat altijd hetzelfde geweest?
Laten we eerst eens kijken waar het woord vandaan komt. “Tenor” komt van het Latijnse “tenere”, dat “vasthouden” betekent. Toen in de Middeleeuwen voor het eerst meerstemmige muziek gecomponeerd werd, nam men steeds een bestaande gregoriaanse melodie als uitgangspunt. Aan die gregoriaanse melodie werden dan één of meer andere stemmen toegevoegd. De stem die de gregoriaanse melodie zong, werd de tenor genoemd omdat deze als het ware de vooraf gegeven melodie vasthoudt. Een voorbeeld is het “Alleluia Nativitas” van Perotinus:
Dit stuk werd aan het eind van de twaalfde eeuw geschreven door Perotinus, die in de Notre Dame in Parijs werkte. Hij rekte de gregoriaanse melodie helemaal uit en schreef er twee andere stemmen bij. In dit fragment zie je in de tenor (de onderste stem) alleen “Al – le” van Alleluia. (mp3 – bron).
Pas vanaf de zeventiende eeuw kreeg “tenor” de betekenis die we er nu nog aan geven: een hoge mannenstem. Zo wordt bijvoorbeeld in Bach’s Mattheus Passion de partij van de evangelist gezongen door een tenor: (mp3 – bron). En later gaf Gustav Mahler de tenor een grote rol in Das Lied von der Erde: (mp3 – bron). Dit zijn natuurlijk slechts twee voorbeelden uit vele stukken die voor tenor zijn geschreven.
Tot slot nog een subtiliteit voor de liefhebber. Als we het hebben over de tenor in de middeleeuwse betekenis van het woord, dan spreken we het uit met de klemtoon op de eerste lettergreep: [tee-nor]. Als het gaat om een hoge mannenstem, ligt de klemtoon op de tweede lettergreep: [te-noor].
Aanbevolen cd’s
Meer info: Bol.com of Amazon.com
Meer info: Amazon.com of Emusic.com