Als we teruggaan in de tijd, op zoek naar het begin van de klassieke muziek, blijkt het gregoriaans één van de belangrijkste bronnen te zijn. Volgens de overlevering was het paus Gregorius de Grote die de melodieën componeerde waarop de liturgische teksten van de katholieke kerk gezongen werden. Het gregoriaans is vernoemd naar deze paus, die rond het jaar 600 werkzaam was. Hij wordt vaak afgebeeld met een duif op zijn schouder. Deze duif symboliseert de Heilige Geest, die Gregorius de melodieën influisterde. Zo wordt aan het gregoriaans dus een hemelse oorsprong toegeschreven.
Zoals zo vaak is het verhaal mooier dan de werkelijkheid. In de Middeleeuwen waren er meerdere tradities van één-stemmige liturgische zang. In de achtste eeuw wilde de Frankische koning Pippijn III de kerkzang in zijn hele rijk in lijn brengen met de kerk van Rome. Zijn zoon Karel de Grote zette dat beleid later voort. Zo werd de traditie van Rome zeer invloedrijk. De Romeinse geschriften die door de Franken werden gekopieerd en verspreid maken melding van Gregorius als samensteller van de gezangen. Het kan heel goed dat hier Gregorius II bedoeld werd en niet Gregorius de Grote, maar de Franken gingen er van uit dat het om Gregorius de Grote ging. Zo werd deze gregoriaanse zangwijze de standaard voor de westerse kerk.
De gezangen die we uit Romeinse bronnen uit die tijd kennen, zijn trouwens niet dezelfde als die in het gregoriaans van de Franken. Wellicht zijn er tijdens de verspreiding van de gezangen over het enorme Frankische rijk de nodige wijzigingen aangebracht. De precieze geschiedenis van het gregoriaans is dus enigszins in nevelen gehuld.
Vanaf de negende eeuw vinden we in de historische bronnen aanwijzingen dat er meerstemmig gezongen werd. Aan de gregoriaanse melodieën werden één of meerdere stemmen toegevoegd. Aanvankelijk op eenvoudige wijze, maar al rond 1200 werden in de Notre Dame te Parijs zeer geavanceerde composities gemaakt. Een voorbeeld dat we al eerder tegenkwamen is het Alleluia Nativitas van Perotinus: (mp3 – bron). Het ontstaan van deze meerstemmigheid kan als een belangrijk beginpunt van de westerse klassieke muziek gezien worden.
Ook ná de Middeleeuwen bleef het gregoriaans zeer belangrijk. Behalve dat latere stijlen hun wortels in het gregoriaans hadden, werden er ook veelvuldig gregoriaanse melodieën geciteerd. We zullen drie voorbeelden belichten.
Toen Johann Sebastian Bach het Credo toonzette in zijn Hohe Messe, nam hij de gregoriaanse melodie voor “Credo in unum Deum” ongewijzigd over. De gregoriaanse versie: (mp3 – bron). Het begin van Bach’s Credo: (mp3 – bron).
Een ander voorbeeld uit de Barok vinden we in de Franse orgelmuziek. François Couperin (1668-1733) schreef een mis voor orgel, waarin hij de gregoriaanse melodieën overnam. Als voorbeeld het Kyrie. Het gezongen kyrie: (mp3 – bron). De versie voor orgel waarbij de melodie in langzaam tempo in het pedaal gespeeld wordt: (mp3 – bron).
Maurice Duruflé is een twintigste-eeuwse componist die diepgaand door het gregoriaans is beïnvloed. In zijn Requiem uit 1947 zijn deze oude melodiën verweven met moderne orkestklanken. Direct aan het begin van het introïtus laat hij het koor de ongewijzigde gregoriaanse melodie zingen. De gregoriaanse versie: (mp3 – bron). Het begin van het Requiem van Duruflé: (mp3 – bron)
Aanbevolen cd’s
Meer info: Bol.com of Amazon.com
Meer info: Amazon.com
Meer info: Bol.com of Amazon.com